‘Drie á 4 keer per week haal ik eten op dat anders zou worden weggegooid, op de markt of bij Marqt. Op dinsdag gaat dat naar Groenten Zonder Grenzen, op andere dagen naar de Pauluskerk, de Voedselbank of ik neem het mee naar de dierentuin waar ik het geef aan mijn collega’s. Een deel daarvan gaat dan weer naar hun konijnen, geiten, kippen en varkens. Met een grote boodschappentas vol eten stap ik dan op de trein naar Antwerpen, waar ik nu acht jaar zorg voor de kleine apen soorten. Ringstaartmaki’s, leeuwaapjes, slingerapen, mandrils, noem maar op. En in de toekomst ook de leeuwen en de tijgers. Daar werk ik vijf dagen per week, en twee dagen bij Groenten Zonder Grenzen.
Omdat ik op zaterdag vaak werk in de dierentuin, neem ik meestal op dinsdag mijn weekenddag, zodat ik de markt op kan voor Groenten Zonder Grenzen. We verzamelen dan om vier uur bij het buurthuis op de Kipstraat. Daar halen we kruiwagens op en dan gaan we met twee of drie vrijwilligers naar de markt. We bezoeken een paar vaste kramen die altijd wat geven, en binnen een half uurtje zijn we weer terug op de Kipstraat met allemaal groenten en fruit. Als het niet genoeg is vragen we ook nog wat aan andere marktlieden. Maar die marktlui zijn erg vriendelijke mensen en geven altijd echt heel veel. Op woensdag ga ik ook nog vaak een uurtje eerder van werk weg om te kunnen helpen bij het koken en tafels dekken.
Voedselverspilling tegengaan heeft denk ik vooral te maken met bewustwording bij mensen. Iedereen moet zijn steentje bijdragen vind ik. Ik weet niet of wat we doen helpt of niet helpt, maar het is een begin. Het is wel tof om er stap voor stap meer mensen bij te betrekken. Hopelijk gaan mensen zo dingen kopen die ze echt nodig hebben, niet kopen om te hebben. Hetzelfde geldt voor schoenen en kleren, mensen kopen alleen maar, maar ze zijn niet bewust over hoe de dingen worden gemaakt en in welke landen enzo.’